10-07-2023

Vergoedingsrechten bij ongehuwde samenwoners

Steeds meer stellen wonen (langdurig) samen zonder een huwelijk of geregistreerd partnerschap aan te gaan. De wet kent desondanks voor deze groep geen specifieke vermogensrechtelijke regeling, in tegenstelling het huwelijksvermogensrecht uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor gehuwden en geregistreerd partners. De Hoge Raad gaf in 2019 meer duidelijkheid over de wettelijke mogelijkheden voor ongehuwde samenwoners, specifiek op het gebied van vergoedingsrechten. Wij geven in deze blog de belangrijkste aandachtspunten voor vergoedingsrechten voor ongehuwde samenwoners.

In 1995 was slechts twaalf procent van de samenwonende stellen ongehuwd. Dit percentage is ondertussen verdubbeld naar 24 procent. In 2022 waren er ongeveer 1 miljoen ongehuwde samenwoners, tegenover ongeveer 3 miljoen getrouwde stellen. Het aantal ongehuwde samenwoners groeit snel, maar hoe is de juridische verhouding geregeld als de relatie tot een einde komt?

Een belangrijk aspect in de afwikkeling van een beëindigde relatie is vaak de vermogensrechtelijke verrekening, waaronder het vaststellen van vergoedingsrechten. Dit kan zich voordoen wanneer de ene partner (meer) heeft geïnvesteerd in (gemeenschappelijk) vermogen. Er ontstaat dan een vermogensverschuiving. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer één van beide partners investeert in een gemeenschappelijke woning of de privéwoning van de andere partner, onder andere bij de aankoop, verbouwing of hypothecaire aflossing. Wil de ene partner (na beëindiging van de relatie) het geïnvesteerde geld terugkrijgen, dan moet hij/zij aantonen dat er sprake is van een vergoedingsrecht tegenover de andere partner.

Voor vergoedingsrechten binnen formele relaties (een huwelijk of geregistreerd partnerschap) geldt artikel 1:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als uitgangspunt. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat een vergoedingsplicht ontstaat indien een echtgenoot meebetaalt aan een goed van de andere echtgenoot of een schuld ter zake van een goed van de andere echtgenoot aflost. Maar hoe zijn deze vergoedingsrechten bij ongehuwde samenwoners geregeld?

Informeel samenlevenden en analoge toepassing van huwelijksvermogensrecht
De Hoge Raad creëerde in zijn arrest van 10 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:707) meer duidelijkheid over deze vraag. Allereerst introduceerde hij het begrip ‘informeel samenlevenden’. Dit zijn de ongehuwde partners die op basis van een affectieve relatie samenwonen.

De Hoge Raad liet zich ook uit over de vraag of het hiervoor benoemde artikel 1:87 BW ook toegepast kan worden op de situatie van informeel samenlevenden (de zogenaamde analoge toepassing). Dit is volgens de Hoge Raad niet mogelijk. De rechtsverhouding tussen informeel samenlevenden, waaronder de vaststelling van vergoedingsrechten, wordt daarom bepaald door het algemene vermogensrecht. Het huwelijksvermogensrecht is dus niet toepasbaar op de informeel samenlevenden. De Hoge Raad geeft vervolgens enkele grondslagen waarop het vergoedingsrecht tussen de informeel samenlevenden wél gebaseerd kan worden.

Grondslagen voor een vergoedingsrecht
De rechter kan allereerst onderzoeken of de informeel samenlevenden afspraken hebben gemaakt, die (ook) de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving regelen. Hierbij kan de zogenaamde aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (zoals deze volgt uit art. 6:248 lid 1 BW) mede in aanmerking genomen worden. Van zo'n overeenkomst kan sprake zijn doordat de partners een schriftelijke samenlevingsovereenkomst zijn aangegaan, waarin is geregeld voor wiens rekening de kosten van hun samenleving of van specifieke uitgaven moeten komen. Maar ook overige uitdrukkelijke afspraken, mondelinge afspraken of zelfs stilzwijgende afspraken hierover tussen de partners, vallen hieronder. In de praktijk is het echter vaak lastig om dergelijke mondelinge of stilzwijgende afspraken te bewijzen.

Volgens de Hoge Raad kan ook gekeken worden naar mogelijkheden binnen het algemeen vermogensrecht, zoals het leerstuk van de onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) of de ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW), als grond voor een vergoedingsrecht.

Tot slot stelt de Hoge Raad dat tussen informeel samenlevenden een rechtsverhouding bestaat die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. Hiervoor moeten bijzondere feiten en omstandigheden worden gesteld.

Het is voor ongehuwde samenwoners dus aan te raden om schriftelijke afspraken te maken over vergoedingsrechten, bijvoorbeeld door een bepaling in de samenlevingsovereenkomst. Als er geen afspraak is vastgelegd, zal aan de hand van het algemeen vermogensrecht beoordeeld moeten worden of de omstandigheden kunnen leiden tot een vergoedingsrecht. Dit kan bijvoorbeeld door de onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking, met de daarbij horende bewijsstukken ter onderbouwing. Als laatst mogelijke redmiddel kan een beroep op de redelijkheid en billijkheid een grond vormen voor het aannemen van een vergoedingsrecht voor ongehuwde samenwoners.

 Heeft u vragen over een vergoedingsrechten bij ongehuwde samenwoners of heeft u een andere vraag? Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag op weg.

Eliane van Keulen
Voormalig werkstudent

Karlijn Hageraats- Bouwens
Advocaat - partner

 hageraats@hansadvocaten.nl                      

 Tel: 030-233 62 82

Top